Over atheïsten, kerkgangers en gelovigen
- diaken Rob

- 19 okt
- 2 minuten om te lezen
Een pak mensen gaan door het leven zonder veel aan God te denken. Anderen denken helemaal niet aan God. En dan zijn er mensen die bewust toch iets hebben met God.

Je komt ze tegen in de Bijbel, rechtvaardige atheïsten; zelfs in de parabels van de Christus.
Er zijn natuurlijk een pak mensen die door het leven gaan zonder veel aan God te denken. De meeste allicht. Maar er zijn er ook die ervoor kiezen om helemaal niet aan God te denken. En dan zijn er mensen die bewust toch iets hebben met God.
Interessant genoeg kunnen de mensen die weinig aan God denken perfect kerkgaand zijn. Ze begeven zich op zondag naar het godshuis uit vrome gewoonte, maar eens buiten, verdwijnt de gelovige interesse en verdampt God.
Er zijn ook de mensen die de keuze hebben gemaakt om niets met God te hebben. De zogenaamde atheïsten. Merk op dat deze mensen genoeg aan God denken om vervolgens te concluderen dat ze er niet in willen geloven.
Ik vind het een mooie paradox:
𝙶𝚎𝚕𝚘𝚟𝚒𝚐𝚎𝚗 𝚍𝚒𝚎 𝚠𝚎𝚒𝚗𝚒𝚐 𝚔𝚞𝚗𝚗𝚎𝚗 𝚟𝚎𝚛𝚝𝚎𝚕𝚕𝚎𝚗 𝚘𝚟𝚎𝚛 𝚍𝚎 𝙶𝚘𝚍 𝚠𝚊𝚊𝚛 𝚣𝚒𝚓 𝚒𝚗 𝚐𝚎𝚕𝚘𝚟𝚎𝚗, 𝚎𝚗 𝚊𝚝𝚑𝚎ï𝚜𝚝𝚎𝚗 𝚍𝚒𝚎 𝚗𝚘𝚐𝚊𝚕 𝚐𝚘𝚎𝚍 𝚠𝚎𝚝𝚎𝚗 𝚑𝚘𝚎 𝚍𝚎 𝙶𝚘𝚍, 𝚠𝚊𝚊𝚛 𝚣𝚒𝚓 𝚗𝚒𝚎𝚝 𝚒𝚗 𝚐𝚎𝚕𝚘𝚟𝚎𝚗, 𝚎𝚛𝚞𝚒𝚝𝚣𝚒𝚎𝚝.
De schrijvers van de Bijbelboeken hadden uiteraard wel iets met God. Het deed hen de pen opnemen en de oefening aanvatten om God of minstens Gods handelen te definiëren.
Maar om het over God te hebben werden menselijke eigenschappen gebruikt. Wat kon men anders doen? Wie geen beelden gebruikte, die zweeg over God. En zo gebeurde het dat we God begonnen te verbeelden, met allemaal menselijke eigenschappen. De goede, maar soms ook de slechte. Zodoende werd God bij tijden gelukkig, maar ook even droef en kwaad als de mens. Daarbij hield God zich verborgen in hemelse vertrekken waar die met een blik naar beneden de keuze maakte wie vandaag te helpen en wie niet.
We hebben het lang aanvaard, maar vandaag zijn het zulke verbeeldingen die de mens op den duur ongelovig maakt. Ikzelf ben nog steeds gelovig. Maar laat ik u vertellen op welke wijze ik het geloof in God bewaar.
Ik beschouw God als de Bron van al het leven. De Bron van alle mogelijkheden, waaronder al wat ten leven strekt. Ik begeef me met regelmaat naar de Bron - en dan heb ik het niet over kerkgang. Ik maak dan een mentale, bewuste connectie met de Bron van het leven waarin ik mezelf opmerk.
Al wie put uit de Bron, is niet meer 'per ongeluk' goed, maar die is zich bewust van het grote potentieel vanuit de Bron van het Leven. Dat is een machtige dynamiek. Ze zal er ons toe brengen om niet slechts per ongeluk goed te zijn. Ze doet ons kiezen om dagelijks te putten uit de Bron, om zo de beste versie van onszelf te worden. Goddelijk, toch?




Opmerkingen