Getuigenis van broeder Anton-Marie Milh, dominicaan, op Roepingenzondag 2019 in de Sint-Martinuskerk in Duffel
Hoe weid en leid een goede herder zijn schapen? Niet door achter hen te lopen en hen te slaan met zijn staf. Ook niet door voor hen uit te lopen en als de rattenvanger van Hamelen een hypnotiserend wijsje te spelen. Nee, een goede herder gebruikt zijn stem. De warmte, de kleur, de klank… kortom, het timbre van de stem van de herder drukt de innige relatie tussen hem en zijn kudde uit: de herder heeft het beste voor met élk schaap, en de schapen weten dat. De stem van de herder staat voor vertrouwen, voor betrokkenheid, voor tederheid. “Mijn schapen luisteren naar Mij, Ik ken ze, en ze volgen Mij.”
Wat zou het mooi zijn dat er op roepingenzondag hier in de kerk iemand kwam getuigen van hoe hij (of zij) op een bepaald moment in zijn leven de stem van God luid en duidelijk heeft gehoord, waarop hij alles heeft laten vallen en Hem gevolgd is. Ik moet u al meteen teleurstellen, want wat u hier vandaag zal horen kan alleen maar bleek uitvallen tegenover zo’n getuigenis. Ik kan u hier alleen vertellen hoe ik in mijn leven een zachte, fluisterende stem heb vermoed; een stem met het timbre van de goede herder, die in mij het verlangen deed groeien Hem op een meer radicale wijze na te volgen.
Het is een grote genade in mijn leven, opgegroeid te zijn in een gelovig nest. Mijn grootmoeders en ouders vormen een school van geloof, een school van gebed en van inzet, waar ik tot op vandaag bij in de leer ga. Om mij te helpen bij het onderscheiden van mijn roeping, ging ik in spirituele begeleiding bij de jezuïeten. Na het volgen van de befaamde Geestelijke Oefeningen van Sint-Ignatius, werd voor mij één ding duidelijk: ik wilde géén jezuïet worden. De jaren kabbelden voort, ik had destijds een relatie, waarin ik heel gelukkig was. Maar het verlangen tot het priesterschap bleef. Mijn promotor aan de universiteit stelde me op een dag voor de archieven in het Leuvense dominicanenklooster te consulteren. In de basisteksten van onze orde staat dat de kwaliteit van ons gemeenschapsleven de éérste aantrekkingspool van roepingen moet zijn. Wel, dàt heb ik gevonden bij de dominicanen in Leuven. Een bijgezet bord, een ingeschonken glas, een zomaar cadeau gegeven (beduimeld) boek, een knipoog, een schouderklopje, een bemoedigend woord… al snel werd ik de ‘kleinzoon’ van het klooster.
Gaandeweg leerde ik ook het dominicaanse charisma, de dominicaanse spiritualiteit kennen. De orde der predikbroeders werd in 1216, dus méér dan achthonderd jaar geleden, gesticht om in Zuid-Frankrijk (waar de katharen zeer present waren) de katholieke leer te verkondigen en te verdedigen. Van onze stichter, Sint-Dominicus, zijn er weinig bronnen bewaard. Maar uit wat er wél bewaard bleef, kunnen we een bijzondere karakteristiek afleiden. Wanneer een kathaar zich tot het katholieke geloof bekeerde, kreeg hij van Dominicus een brief mee, waarin die verzoening met de katholieke kerk zwart op wit stond (iets wat geen overbodige luxe was in een gewelddadige tijd). Dominicus wilde verzoening brengen: verzoening van mensen met elkaar, verzoening van mensen met de kerk, en vooral, een verzoening van de mensen met Christus.
Bewogen door ditzelfde ideaal, zal je dominicanen dan ook meestal in zogenaamde ‘grenssituaties’ aantreffen, daar waar de nood aan die verzoening het grootst is: bij de zieken en stervenden, bij de arbeiders en de armen, in de gevangenis, onder al diegenen die Christus nóg niet kennen, of die op een of andere manier op een afstand van Hem zijn komen te staan. Zonder schroom zeggen wij dat onze verkondiging gericht is op – wat men met een oude term noemt – het ‘heil der zielen’. Dominicaanse verkondiging is expliciet gericht op de bekering van mensen, wat zich onder meer kan uiten in het sacrament van het doopsel of, voor hen die reeds gedoopt zijn, in de biecht, het sacrament van Gods vergeving en verzoening, onverdiend aan ons geschonken.
Vanzelfsprekend worden wij als dominicanen in deze context voor een heel aantal uitdagingen geplaatst, zoals overigens ieder van u, zoals elke christen in deze tijd! Maar, hierbij denk ik niet in de eerste plaats aan de vergrijzing en de uitdunning van onze rangen. Wél aan een vraag als ‘gaat er van ons gemeenschapsleven, met verschillende generaties onder één dak, voldoende evangelische kracht uit?’; of aan een vraag als ‘hoe kunnen we in een tijd waar steeds meer beroep op ons wordt gedaan, ervoor zorgen dat het gebed – de kern van ons leven en de bron van onze verkondiging – gevrijwaard blijft?’ Het zijn vragen waar geen pasklare antwoorden op bestaan…
Op deze roepingenzondag vertrouw ik ze dan ook vooral graag aan uw gebed toe; in deze meimaand in het bijzonder op voorspraak van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans, patrones van onze orde.
Br. Anton-Marie
Yorumlar