Op zondag 21 mei vond de gemeenschappelijke ziekenzalving plaats in de Sint-Martinuskerk. Voor die gelegenheid werd de homilie gehouden door een pasgewijde priester: pater Anton-Marie Milh, dominicaan uit Antwerpen. Hierbij de tekst als overweging.
“Wanneer ik als tiener van school naar huis wandelde, verheugde ik me op al de dingen die ik – in de enkele uren voor ook mijn ouders thuis zouden zijn – zou kunnen doen of niet doen. Zeker doen: tekenfilms met aangebrande humor kijken, suikerwafels opwarmen in de microgolf, frisdrank drinken. Zeker niet doen: aan mijn eigen huiswerk beginnen, laat staan mijn zussen helpen bij het hunne door hun les te overhoren. Groot kon dan de teleurstelling zijn wanneer ik op het aanrecht of op tafel – in ieder geval op een plek waarvan ik niet kon zeggen dat ik het niet gezien had – een briefje vond van mijn moeder met daarop enkele taken: patatten schellen, stofzuigen, een van mijn zussen naar een hobby begeleiden. De Schriftteksten van vandaag lijken een beetje op zo’n briefje. Tussen Hemelvaart en Pinksteren krijgen we te horen wat we verwacht worden te doen in de periode van (laat ons het maar noemen) “afwezige aanwezigheid” van de Heer, dat is de tijd waarin wij nu leven. En op dat briefje staat één punt aangeduid in het rood, met pijltjes rond, zodat we niet kunnen doen alsof we het niet gezien hebben: bidden. De Handelingen van de Apostelen zeggen dat de leerlingen volhardden in gebed, en in het Johannesevangelie lezen we hoe Jezus bidt voor zijn volgelingen. Hier gaat dus een oproep vanuit aan ons allen: bidden is de boodschap.
Maar hoe? Het is een van de oudste vragen van ons geloof – de leerlingen vragen het al aan Jezus – en tegelijk een van de meest actuele. Hoe vaak hoor je vandaag niet: ik zou niet weten hoe te bidden, ik heb het nooit geleerd. Het antwoord op de vraag ‘hoe bidden?’ is hetzelfde gebleven, in Jezus’ tijd en in de onze. Jezus’ antwoord aan zijn leerlingen is: doe het niet in opzichtigheid, maar trek u terug in uw binnenste, en bidt “Onze Vader…” Voor ons vandaag kan dat betekenen: wees discreet, en durf u te beroepen op oude woorden en oude gebaren. Soms sta ik voor Onze Lieve Heer – wanneer ik een heel goede dag heb – en weet ik wat ik Hem wil vragen, en geeft de Geest me de juiste woorden. Maar vaker sta ik voor Hem en weet ik niet goed wat ik wil, ben ik innerlijk verdeeld, en komen er geen woorden maar enkel gestotter en gestamel. Wat kunnen we dan doen, in zo’n geval: een kaars aansteken, zoals de paaskaars een teken van Christus’ aanwezigheid, uitdrukking van onze hoop dat Hij een vlam in onze duisternis is, en de woorden gebruiken die Hijzelf ons geleerd heeft… “Onze Vader”… Oef! Ik hoef niet alles uit te vinden. Ik kan me ook in mijn zwakte tot God richten. Ik kan me plaatsen in een lange geschiedenis van mensen die al even onbeholpen, maar oprecht, tot God de Vader hebben gebeden, en die dezelfde woorden hebben gebruikt.
En helpt dat dan, bidden? Laat me dit illustreren met een voorbeeld. In het geval van een zieke persoon zijn er tal van factoren die zijn toestand mee uitmaken. Er is de lichamelijke factor die, in dit geval, dus niet erg goed is. Maar er is ook de geestelijke factor, die onder andere bestaat uit de wilskracht van de persoon – of de levenslust – om te vechten tegen z’n ziekte. Er is de sociale factor: wordt de zieke goed omringd door vrienden en familie? Al die factoren bepalen op een of andere manier mee hoe de ziekte zal verlopen. Ook het gebed van de zieke zelf, en van anderen, is een van die factoren. We vragen aan God om op genezende manier werkzaam te zijn in het leven van een dierbare die ziek is. Ook dat heeft een invloed, hoe gering ook. Maakt het uit of er in deze kerk straks één kaars meer of minder wordt gebrand? Eén gebed meer of minder wordt gezegd? Een cynicus zou zeggen van niet. Maar wat zeker is, is dat deze wereld er helemaal anders zou uitzien mochten mensen overal stoppen met kaarsen te branden voor elkaar en voor elkaar te bidden.
Volharden in het gebed, het is onze opdracht als christenen. Hierbij weten we ons gedragen door het gebed van Jezus voor ons. Meer zelfs, dit gebed neemt al onze gebeden in zich op. Jezus’ gebed is als de zegel op de brief met al onze gebeden, die aan de Vader wordt afgegeven. Aarzel dus niet om u in gebed tot de Heer te richten. En verenigen wij nu ons gebed, in het bijzonder ons gebed voor elkaar, in deze eucharistie”.
Comments